Versturen applicatie met metadata
Dit gedeelte geldt voor alle typen applicaties waarbij metadata is vastgelegd. Dit kan zijn door de gebruiker zelf, of door het gebruikmaken van een voorgedefinieerde applicatie.
Versturen applicatie met metadata
Wanneer er bij een applicatie metadata is vastgelegd wordt het versturen van data een stuk makkelijker. Wanneer je een applicatie geselecteerd (1) hebt verschijnen de endpoints die vanuit de metadata opgehaald zijn (2). Wanneer hier een endpoint geselecteerd wordt wordt de rest van de informatie automatisch voor je aangevuld (3).
Wanneer dit gedaan is is het koppelen verder hetzelfde als het koppelen naar Afas of andere typen applicaties. Je selecteert de hoofdregels (regels die je wil versturen), en selecteerd eventueel op andere nodes een andere dataset als dat gewenst is. Wanneer er op een lager niveau een andere dataset gekozen is zal een extra knop verschijnen om een relatie te leggen tussen de datasets. Vervolgens trek je lijntjes tussen de juiste velden om deze aan elkaar te koppelen.
Aan de linkerkant van het scherm staan de velden uit de geselecteerde dataset, aan de rechterkant staan de velden die door de betreffende API gespecifieerd zijn. Ook hier kan je met de muis over de velden aan de rechterkant hoveren om extra informatie te zien:
Samenstellen body
Er zijn twee manieren om de body samen te stellen. De eerste is om zelf lijnen te trekken tussen de velden uit je dataset en de velden vanuit de API. De tweede manier is om een body te definiëren in de body van het HTTP verzoek.
Om dit te doen, selecteer het tabje ‘Body’ van het HTTP verzoek.
Vervolgens kan je hier een waarde of berekening invoeren met je body. Wanneer er een in de waarde of berekening een waarde ingevuld is zal de tree verdwijnen waar je lijnen kan trekken. Vanaf dat moment zal de body op het HTTP verzoek gebruikt worden. Je ziet dan ook een melding dat de body van het HTTP verzoek gebruikt wordt.
Als je weer lijnen wil trekken in de tree in plaats van de body van het HTTP verzoek te gebruiken, verwijder dan de body van het HTTP verzoek. Wanneer zowel de expressie als de waarde van de body op het HTTP verzoek geleegd zijn zal de tree weer verschijnen, en wordt die gebruikt als body.
In- en uitvoer
Soort | Type | Omschrijving |
---|---|---|
Invoer | Applicatie | Applicatie waar het verzoek naartoe verstuurd wordt. |
Uitvoer | Dataset (resultaat succesvol) | Dataset met per uitgevoerde geslaagde regel het resultaat. |
Uitvoer | Dataset (resultaat foutief) | Dataset met per uitgevoerde geslaagde regel het resultaat. |